Boodschappen doen.


Daar liepen twee kleutertjes over de straat.
Hun klompjes gaan klikker de klap.
Ze moeten voor moedertje boodschappen doen,
is dat niet verschrikkelijk knap.
Ze dragen want immers dat hoort er zo bij,
een boodschappentas met zich mee.
En Jantje de oudste die draagt heel gedwee,
Een grote portemonnee.

Bij 't kruideniers winkeltje moeten ze zijn.
Daar kopen ze suiker en meel,
Sukade, rozijnen, lekker en veel.
Een zakje met fijne kaneel,
Omdat moedertje jarig is bakt ze ons wat.
Een lekkere goed gele koek.
Met roze glazuur en die smaakt toch zo goed.
Geen kruimeltje blijft er bewaart.