Dikkie


Een dikke kleine kleuter
Zat midden in het gras
Hij hapte van zijn boterham
Of dat ook lekker was.

Toen kwam er een heel klein kuiken
Dat wipte op zijn schoen
Die pikte vlug een stukje weg
Wat deed dat klein dikkie toen?

Zijn kleine blauwe oogjes
Die werden wijd van schrik
Hij gooide vlug zijn boterham weg
O, o die domme Dik.